Nieuws augustus 2016

aug 29, 2016
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Autobrief II - Huurrecht woning terecht tot ondernemingsvermogen gerekend - Kentekenfoto's in strijd met recht op privacy

Autobrief II

De Staatssecretaris van Financiën heeft in januari 2016 een wetsvoorstel ingediend waarin de beleidsvoornemens van het kabinet met betrekking tot de autobelastingen in de periode 2017-2020 zijn uitgewerkt. Dit wetsvoorstel (Wet uitwerking Autobrief II) is inmiddels zowel door de Tweede Kamer als de Eerste Kamer aangenomen en treedt per 1 januari 2017 in werking. Tijdens de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer zijn wel enkele belangrijke amendementen op het oorspronkelijke voorstel aangebracht. Hieronder hebben wij een overzicht van de belangrijkste wijzigingen opgenomen.


Bijtelling privégebruik auto

Indien aan de belastingplichtige ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking is gesteld, moet voor de heffing van loon- en inkomstenbelasting een bijtelling in aanmerking worden genomen, tenzij het privégebruik op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer bedraagt. De hoogte van de bijtelling is afhankelijk van de netto-catalogusprijs en de CO2-uitstoot van de auto.

Momenteel bestaan er vier bijtellingspercentages, variërend van 4% tot 25%. Dit aantal wordt vanaf 2017 teruggebracht tot twee: een reguliere bijtelling van 22% en een verlaagd percentage van 4% (voor nulemissieauto’s). Vanaf 2019 geldt dit verlaagde bijtellingspercentage overigens nog slechts tot een cataloguswaarde van € 50.000. Voor zover de cataloguswaarde van de auto hoger is, geldt de reguliere bijtelling van 22%. Het maximale voordeel bedraagt derhalve € 9.000 (€ 50.000 x 18%). Deze beperking is echter niet van toepassing op waterstofauto’s.

In alle bovenstaande gevallen is het bijtellingspercentage van toepassing zoals dat geldt op de datum van eerste toelating van de auto op de weg (DET), zodat geen ongerechtvaardigde verschillen ontstaan met uit het buitenland geïmporteerde auto’s. Dit bijtellingspercentage blijft vervolgens gedurende een periode van zestig maanden gelden.


Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)

Momenteel is de heffing van BPM gebaseerd op de absolute CO2-uitstoot van personenauto’s. De tariefstructuur bestaat uit een vast bedrag van € 175 en vijf tariefschijven, met een tarief dat oploopt naarmate de CO2-uitstoot van de auto hoger wordt. Daarnaast is voor dieselauto’s een toeslag verschuldigd die eveneens afhankelijk is van de CO2-uitstoot. In het wetsvoorstel zijn de volgende maatregelen opgenomen ten aanzien van de BPM:

  • het vaste gedeelte van de BPM wordt verhoogd naar € 350; het CO2-uitstootafhankelijke gedeelte van de BPM wordt in de periode 2017-2020 verlaagd met gemiddeld 14,7%, uitgezonderd de dieseltoeslag;
  • voor semi-elektrische auto’s wordt een aparte tarieftabel ingevoerd, die beter is afgestemd op de daadwerkelijk CO2-uitstoot van deze auto’s;
  • de BPM-vrijstelling voor nulemissieauto’s blijft bestaan.


Motorrijtuigenbelasting (MRB)

Het kabinet stelt in de motorrijtuigenbelasting de volgende maatregelen voor:

  • Per 1 januari 2017 word de motorrijtuigenbelasting met gemiddeld 2% verlaagd. Voor dieselauto’s met een te hoge fijnstofuitstoot (> 5 mg/km) wordt daarentegen een toeslag van 15% ingevoerd op het reguliere tarief. Voor dieselbestelauto’s is een leeftijdscriterium van twaalf jaar en ouder toegevoegd om te voorkomen dat de toeslag voor een te groot aantal bestelvoertuigen zou gaan gelden.
  • Het halftarief voor semi-elektrische auto’s (CO2-uitstoot van maximaal 50 g/km) zou per 1 januari 2019 worden omgezet in een driekwarttarief. Als gevolg van een door de Tweede Kamer aangenomen amendement blijft het halftarief echter ook nog in 2019 en 2020 van kracht.
  • De forfaitaire gewichtsreductie van 125 kg voor alle auto’s met elektrische aandrijving komt per 1 januari 2017 te vervallen.
  • De vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor nulemissieauto’s blijft in ieder geval tot en met 2020 bestaan.

 

Huurrecht woning terecht tot ondernemingsvermogen gerekend

Een huurrecht dat mede voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt kan volgens de Hoge Raad tot het ondernemingsvermogen behoren. De huurkosten kunnen in aftrek worden gebracht, waartegenover een bijtelling wegens privégebruik moet plaatsvinden.

 

Vermogensetikettering

Uit de rechtspraak volgt dat de beantwoording van de vraag of een vermogensbestanddeel deel uitmaakt van het ondernemingsvermogen primair afhangt van de wil van de belastingplichtige, tenzij door die keuze de grenzen van de redelijkheid zouden worden overschreden. Recentelijk moest de Hoge Raad in dit kader oordelen over de vraag of een ondernemer een huurrecht van een woning tot het ondernemingsvermogen mocht rekenen en de huurkosten ten laste van zijn winst mocht brengen.


Huurrecht

Belanghebbende oefent als ondernemer werkzaamheden uit in de bouw. Voor werkzaamheden als acquisitie, planning en administratie gebruikt belanghebbende een werkkamer in een door hem gehuurde woning. Deze werkkamer vormt niet een zelfstandig gedeelte van de woning. In eerste instantie heeft belanghebbende een bedrag van € 902 aan huisvestingskosten ten laste van zijn winst over 2010 gebracht. Later neemt hij echter het standpunt in dat het huurrecht van de woning keuzevermogen vormt en daarom tot het ondernemingsvermogen mag worden gerekend. Als gevolg hiervan heeft hij de huurkosten van de woning (€ 9.835) ten laste van de winst gebracht, waartegenover een forfaitaire bijtelling wegens privégebruik van € 2.700 staat.


Hoge Raad

De inspecteur heeft slechts € 902 aan huisvestingskosten in aftrek toegelaten. Volgens Hof Den Haag is dat terecht, omdat een huurrecht niet als een bedrijfsmiddel kan worden aangemerkt. De Hoge Raad is het daarmee echter niet eens. Een huurrecht is een vermogensrecht en daarmee een ‘goed’ in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Om die reden kan een huurrecht dat mede ten behoeve van de ondernemingsuitoefening wordt gebruikt wel degelijk tot het ondernemingsvermogen behoren.

De Hoge Raad onderschrijft ook de door belanghebbende gehanteerde berekening van het in aftrek komende bedrag. Hieraan doet niet af dat voor onzelfstandige werkruimtes (werkruimtes die niet zelfstandig kunnen worden geëxploiteerd) een specifieke aftrekbeperking in de wet is opgenomen. Die aftrekbeperking geldt namelijk niet ingeval de woning c.q. het huurrecht tot het ondernemingsvermogen behoort. Voor die situatie heeft de wetgever voorzien in een aftrekbeperking in de vorm van een forfaitaire bijtelling wegens privégebruik.


Bron: Hoge Raad 12 augustus 2016, 15/01994, ECLI:NL:HR:2016:1899

 

Kentekenfoto’s in strijd met recht op privacy

Het komt geregeld voor dat de Belastingdienst een rittenregistratie afkeurt aan de hand van kentekenfoto’s die zijn genomen middels Automatic Number Plate Recongnition (anpr).
Volgens Advocaat-Generaal Niessen mag de Belastingdienst dat echter niet. De Belastingdienst legt namelijk al deze  waarnemingen systematisch en permanent vast en dat leidt tot een inbreuk op de privacy van betrokken. Dat is alleen toegestaan als die inbreuk bij de wet is voorzien. Nu is dat laatste niet het geval. Daarom  is het vastleggen via anpr in strijd met het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van het privéleven, aldus Niessen.

Het wachten is natuurlijk op het definitief oordeel van de Hoge Raad. Maar voorlopig kunt u wel in vergelijkbare  situaties de conclusie van de A-G in stelling brengen.

 

 

Geplaatst op 29-8-2016