Nieuws september 2016
Belastingpakket 2017 - Normbedragen voor extra kleding en beddengoed niet rechtsgeldig
Belastingpakket 2017
Op 20 september jongstleden was het Prinsjesdag en is de Miljoenennota, de Rijksbegroting en het Belastingpakket voor 2017 aangeboden aan de Tweede Kamer. Uit het Belastingpakket met fiscale maatregelen voor 2017 treft u hieronder enkele punten aan. Het is jammer hoe weinig er voor ondernemers wordt gedaan.
Verlaging gebruikelijk loon DGA van start-ups
- Het belastbare loon van directeuren-grootaandeelhouders (DGA's) van innovatieve start-ups mag vanaf 2017 voor de toepassing van de gebruikelijkloonregeling worden vastgesteld op het wettelijke minimumloon. Dit wordt mogelijk gemaakt voor DGA's van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk verrichten en voor de toepassing van de S&O-afdrachtvermindering worden aangemerkt als starter.
- Als daadwerkelijk een hoger loon door de DGA wordt genoten dan het wettelijke minimumloon, wordt dit hogere loon in aanmerking genomen.
- De inhoudingsplichtige krijgt de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking voor het desbetreffende kalenderjaar lager is dan het wettelijke minimumloon.
- De maatregel vervalt per 1 januari 2022, tenzij de maatregel vóór die datum positief wordt geëvalueerd.
Verlenging eerste tariefschijf Vennootschapsbelasting
De eerste tariefschijf van de vennootschapsbelasting van 20% wordt in 2018 verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 van € 250.000 naar € 300.000 en in 2021 van € 300.000 naar € 350.000.
Bouwterreinen in de BTW
- Het begrip bouwterrein voor de BTW wordt verruimd naar aanleiding van jurisprudentie. Onder een bouwterrein wordt verstaan onbebouwde grond die kennelijk is bestemd om te worden bebouwd met een of meer gebouwen.
- Aan de eis dat het bij een bouwterrein moet gaan om onbebouwde grond, wordt ook voldaan als de leverancier grond levert waarop nog een gebouw staat maar waarbij hij zich er toe heeft verbonden om dit gebouw in het kader van de levering volledig te slopen.
- Voor gevallen waarin sprake is van een verkrijging van een bouwterrein is de samenloopvrijstelling van overdrachtsbelasting van rechtswege van toepassing.
Vereenvoudiging teruggaafregeling oninbare vorderingen BTW en milieuheffingen
- De teruggaafmogelijkheid in de BTW, de energiebelasting, de afvalstoffenbelasting en de belasting op leidingwater van op aangifte voldane belasting bij oninbare vorderingen wordt vereenvoudigd. Ook in de nieuwe opzet ontstaat het recht op teruggaaf op het tijdstip dat de oninbaarheid van de vordering kan worden vastgesteld. Anders dan onder de huidige regeling wordt echter verondersteld dat de oninbaarheid van de vordering in ieder geval ontstaat op het moment dat de vordering één jaar nadat deze opeisbaar is geworden, nog niet is betaald.
- De nieuwe regels ten aanzien van het moment waarop de vordering bij fictie als oninbaar kan worden aangemerkt gelden ook voor op 31 december 2016 openstaande vorderingen. De termijn van één jaar wordt dan geacht te zijn aangevangen op 1 januari 2017.
- Verder hoeft een belanghebbende ondernemer geen separaat teruggaafverzoek meer in te dienen. Het bedrag kan in mindering worden gebracht op de periodieke aangifte.
- Er gelden speciale regels als op een later tijdstip alsnog (gedeeltelijk) wordt betaald en als de vordering is overgedragen aan een derde, bijvoorbeeld een factormaatschappij.
- Bij een correctie van de door de afnemer in aftrek gebrachte BTW geldt momenteel bij oninbaar geachte vorderingen een fictie van twee jaar. Deze termijn wordt teruggebracht naar één jaar. Een BTW-correctie is dan alleen nodig als vaststaat dat de vergoeding niet zal worden betaald. Er komt hiervoor geen overgangsrecht, zodat de nieuwe regels onverkort van toepassing zijn bij de afnemer op alle onbetaalde vergoedingen die vóór 1 januari 2017 opeisbaar zijn geworden.
Normbedragen voor extra kleding en beddengoed niet rechtsgeldig
De echtgenote van belanghebbende heeft een ziekte. In verband hiermee heeft belanghebbende voor het jaar 2013 onder meer aanspraak gemaakt op aftrek van € 1.775 voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Overeenkomstig de forfaitaire norm van art. 38 Uitv.reg IB 2001 heeft de inspecteur een bedrag van € 775 in aftrek toegestaan. Belanghebbende stelt dat genoemd art. 38 onverbindend is. Het hof (Hof Arnhem/Leeuwarden 9 augustus 2016 15/0144) onderschrijft die stelling. Op basis van de parlementaire geschiedenis van art. 6.17, lid 1, letter g, Wet IB 2001 (en diens voorloper in de Wet IB 1964) komt het hof namelijk tot de conclusie dat de minister met art. 38 Uitv.reg. IB 2001, waarbij absolute beperkingen worden gesteld aan de hoogte van de in aftrek te brengen bedragen voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed wegens ziekte, buiten de hem door de formele wetgever gedelegeerde bevoegdheid is getreden om nadere regels te stellen. Die regeling, waarin is bepaald dat nooit meer dan een bedrag van € 775 mag worden afgetrokken is daarom onverbindend. Het hof wijst de zaak terug naar de inspecteur wegens schending van de hoorplicht. Daarbij moet belanghebbende volgens het hof de gelegenheid krijgen aannemelijk te maken dat en tot welk bedrag hij aan extra uitgaven voor kleding en beddengoed heeft gedaan.
Met behulp van deze uitspraak kunnen cliënten die extra uitgaven hebben voor kleding en beddengoed en die kosten aannemelijk kunnen maken, de daadwerkelijke kosten als aftrek claimen.
Geplaatst op 26 september 2016