Nieuws oktober 2017

okt 30, 2017
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Top 5 belangrijkste wijzigingen regeerakkoord - Van 6% naar 9% in 2019 Verhoging verlaagd btw-tarief - BTW-suppleties vanaf 2018 alleen nog maar digitaal mogelijk


Top 5 belangrijkste wijzigingen regeerakkoord

Rutte III, de partijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, hebben hun plannen gepresenteerd voor de komende kabinetsperiode. Met het regeerakkoord, dat de naam ‘Vertrouwen in de toekomst’ heeft gekregen, willen de partijen een lastenverlichting doorvoeren voor de werkende middenklasse en voor de bedrijven die Nederland de afgelopen jaren door de crisis hebben geholpen. Dit doen ze door wijzigingen op diverse vlakken. Wij geven u een top 5 van de belangrijkste wijzigingen die u kunt verwachten. 

1. Inkomstenbelasting

- Het toptarief wordt teruggebracht naar 49,5%. Dit toptarief wordt betaald bij een inkomen vanaf € 68.000. Voor inkomens die daaronder vallen bedraagt het tarief 36,93%. Dit zijn de tarieven voor mensen die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt.

-  De hypotheekrenteaftrek wordt versneld teruggebracht naar het tarief van de eerste schijf.

-  Het niet moeten opnemen van het eigenwoningforfait bij geen of nagenoeg geen eigenwoningschuld, wordt in 30 jaar afgebouwd. 

-  Alle aftrekposten in de inkomstenbelasting worden, in het tempo van de beperking van de hypotheekrenteaftrek, teruggebracht naar het tarief van de eerste schijf.

-  Het tarief van box 2 gaat in 2020 naar 27,3% en in 2021 naar 28,5%.

-  Het heffingsvrije vermogen van box 3 wordt verhoogd naar € 30.000 per belastingplichtige.

 

2. Vennootschapsbelasting

-  Per 1 januari 2018 blijft de eerste schijf in de vennootschapsbelasting € 200.000. 

-  De tarieven in de vennootschapsbelasting worden in drie jaar afgebouwd, waardoor in 2021 het tarief voor de eerste schijf 16% bedraagt en voor de tweede schijf 21%. 

-  De verliesverrekening wordt teruggebracht naar zes jaar. 

-  Afschrijving op gebouwen in eigen gebruik mag tot 100% van de WOZ-waarde.

 

3. Btw 

-  Het lage tarief van de btw gaat van 6% naar 9%.

 

4. Werkgever

-  Een werkgever ontvangt een compensatie voor de transitievergoeding die is verschuldigd na twee jaar ziekte.

-  Voor kleine werkgevers (tot 25 werknemers) wordt de loondoorbetalingsverplichting verkort naar één jaar. 

-  Het pensioenstelsel wordt hervormd, waarbij onder andere een leeftijdsonafhankelijke pensioenpremie verplicht wordt en een persoonlijk pensioenvermogen wordt ingevoerd.

-  Partners krijgen recht op kraamverlof van vijf dagen. De werkgever moet tijdens dit verlof het loon doorbetalen. Daarnaast mag een partner aanvullend kraamverlof van vijf weken opnemen. 

-  De periode waarin tijdelijke arbeidsovereenkomsten kunnen worden aangegaan, wordt verlengd van twee naar drie jaar.

 

5. Zzp’er

-  De wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties wordt vervangen door een nieuwe wet. Deze wet moet zekerheid geven over de arbeidsrelatie en schijnzelfstandigheid aan de onderkant voorkomen.

 

 

Van 6% naar 9% in 2019. Verhoging verlaagd btw-tarief

In het op 10 oktober 2017 gesloten regeerakkoord is bekend geworden dat in 2019 het verlaagde btw-tarief van thans 6% wordt verhoogd tot 9%. Met de begrote opbrengst wordt o.a. een verlaging van de inkomstenbelasting gefinancierd. Hierna belichten wij de gevolgen van de aangekondigde tariefsverhoging.

Goederen en diensten waarvoor de tariefsverhoging geldt

Het verlaagde btw-tarief is in Nederland van toepassing op een scala van goederen en diensten. De verhoging kan dus effect hebben op de prijsstelling van verschillende goederen en diensten. Zonder daarbij volledigheid na te streven, noemen wij in het bijzonder:

  • Eten en drinken.
  • Geneesmiddelen, verbandmiddelen en diverse medische hulpmiddelen.
  • Kunstvoorwerpen.
  • Boeken.
  • Bloemen, planten en boomkwekerijproducten.
  • Het gelegenheid geven tot sportbeoefening.
  • Diensten van de fietsenmaker, schoenmaker, kleermaker en kappers.
  • Het schilderen en stukadoren van woningen en het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal aan vloeren, muren en daken. Beiden wanneer dit plaatsvindt na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming.
  • Personenvervoer.
  • Hotelovernachtingen en het verhuren van een campingplaats.
  • Restaurantdiensten.
  • Het verlenen van toegang tot circussen, dierentuinen, musea en muziek- en toneeluitvoeringen, bioscopen, sportwedstrijden en attractieparken.
  • Het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen.

Praktische gevolgen

Voor u als ondernemer zijn de praktische gevolgen dat u met ingang van, naar wij aannemen, 1 januari 2019 mogelijk uw prijzen zult moeten aanpassen en ervoor zult moeten zorgen dat de tariefswijziging en overgangsregeling tijdig en op de juiste wijze in uw ERP-systeem is verwerkt.

Maar hoe gaat u om met een prestatie die vóór 1 januari 2019 is verricht, maar die u na 1 januari 2019 factureert of andersom: hoe gaat u om met een prestatie die u na 1 januari 2019 verricht, maar waarvoor u al een betaling heeft ontvangen/ontvangt vóór 1 januari 2019?

Normaal gesproken bepaalt u het btw-tarief op het moment dat u de btw verschuldigd bent. Dit is het moment waarop u de factuur uitreikt of had moeten uitreiken of indien er geen factureringsverplichting is (bijvoorbeeld bij prestaties aan consumenten) het moment waarop u de goederenlevering of de dienst verricht. In geval van vooruitbetalingen bent u op het moment van de ontvangst van de betaling btw verschuldigd.

Bij de vorige tariefsverhoging, die van het algemene tarief van 19% naar 21% in 2012, was voorzien in een toelichting, waarin verduidelijkt werd dat het btw-tarief van toepassing is dat geldt op het moment dat u een prestatie daadwerkelijk verricht. Wij verwachten dat er eenzelfde toelichting zal komen voor deze verhoging van het verlaagde tarief. Wanneer u dan bijvoorbeeld een prestatie verricht vóór 1 januari 2019 maar hiervoor factureert op of na 1 januari 2019 geldt het tarief van 6%. Andersom geldt dat wanneer er is vooruitbetaald voor een prestatie vóór 1 januari 2019 en op of na 1 januari 2019 de prestatie wordt verricht, u alsnog 3% btw extra dient af te dragen.

Op grond van art. 52 Wet OB 1968 kunt u overigens de btw die u extra verschuldigd bent aan uw afnemer door berekenen ongeacht of het eventueel afgesloten contract daar in voorziet. Of dat vanuit commercieel oogpunt wenselijk is, is uiteraard maar de vraag.

Zodra wij meer weten over een nadere toelichting of een overgangsregeling brengen wij u uiteraard op de hoogte.

 

BTW-suppleties vanaf 2018 alleen nog maar digitaal mogelijk

De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat ondernemers vanaf 1 januari 2018 een correctie op hun BTW-aangifte (suppletie) alleen nog maar digitaal kunnen doorgeven. Ondernemers die de afgelopen 5 jaar te veel of te weinig BTW hebben aangegeven en hun BTW aangifte daarom willen wijzigen met een suppletie kunnen dat na 1 januari 2018 op de volgende manieren doen: (1) via de internetsite van de Belastingdienst bij het onderdeel "Inloggen voor ondernemers", (2) via hun eigen software of (3) door hun adviseur de suppletie digitaal te laten doorgeven. Wijzigingen waardoor de ondernemer € 1.000 of minder terugkrijgt of waardoor de ondernemer € 1.000 of minder moet bijbetalen mogen in de eerstvolgende aangifte worden verwerkt en hoeven niet via een suppletie worden doorgegeven.

 

 

Geplaatst op 30 oktober 2017