Nieuws januari 2018

jan 22, 2018
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Wat te doen nu pensioen in eigen beheer niet meer mogelijk is? - IB-ondernemer en pensioen - Vraag tijdig btw terug op oninbare vorderingen! - De Belgische belastingdienst maakt bekend hoe ze omgaat met afkoop/omzetting pensioenen in eigen beheer

Wat te doen nu pensioen in eigen beheer niet meer mogelijk is?

Als directeur-grootaandeelhouder dient u zelf maatregelen treffen wat het sparen voor de oudedag betreft. Pensioen opbouwen in de eigen BV is niet meer mogelijk. Pensioen opbouwen bij een verzekeringsmaatschappij dan weer wel of sparen bij de bank. Maar dat laatste levert op dit moment geen cent op. Er moet dus gezocht worden naar alternatieven zodat u aan het einde van de rit kunt genieten van een, in elk geval qua geld, “rustige” oude dag. Graag zijn we bereid om te beoordelen welke mogelijkheden er in uw geval zijn.

 

IB-ondernemer en pensioen

Bent u IB-ondernemer dan dient u, enkele categorieën daargelaten, er zelf voor te zorgen dat u een straks een pensioen ontvangt. Dit kunt u doen door gebruik te maken van de fiscale oudedagsreserve of door te sparen bij een verzekeringsmaatschappij of de bank. De rente die u ontvangt bij de bank is nagenoeg nihil. U zult op zoek moeten naar alternatieven. Graag zijn wij bereid om te beoordelen welke mogelijkheden er in uw geval zijn.

 

Vraag tijdig btw terug op oninbare vorderingen!

Met het aannemen van de Fiscale Vereenvoudigingswet 2017 heeft de wetgever per 1 januari 2017 enkele wijzigingen doorgevoerd voor de btw-behandeling van oninbare vorderingen.

Uitgangspunt onder de nieuwe wetgeving is nog steeds dat recht op teruggaaf van btw bestaat bij gehele of gedeeltelijke niet-betaling van een vordering op het tijdstip waarop de oninbaarheid van de vordering kan worden vastgesteld. Een essentiële wijziging is echter dat vanaf 2017 een fictie is opgenomen op grond waarvan het recht op teruggaaf ontstaat uiterlijk één jaar na het tijdstip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden.

In 2016 opeisbare vorderingen

Op basis van het overgangsrecht bij de Fiscale Vereenvoudigingswet 2017 wordt voor vorderingen die opeisbaar zijn geworden in 2016 de termijn van één jaar geacht te zijn aangevangen op 1 januari 2017. Dit brengt met zich dat voor deze vorderingen btw-teruggaaf kan worden verkregen op 1 januari 2018, tenzij al eerder duidelijk is geworden dat de vordering niet wordt betaald. Het bedrag van de teruggaaf moet onder de nieuwe regeling in mindering worden gebracht op de aangifte voor het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan. Teruggaaf voor oninbare vorderingen die opeisbaar zijn geworden in 2016 moet daarom worden verwerkt in de eerste btw-aangifte van 2018.

Latere betaling

Indien later alsnog sprake is van een (gedeeltelijke) betaling van de oninbaar geachte vordering zal de ondernemer, anders dan onder de oude regeling, de teruggevraagde btw op deze gedeeltelijke betaling weer verschuldigd worden. Wanneer u de btw heeft teruggevraagd op een oninbare vordering vanwege het verstrijken van de één-jaarstermijn, maar nog niet vaststaat dat geheel niet zal wordt betaald, is het van belang dat u aantekening maakt van de teruggevraagde btw in de administratie en vastlegt dat wanneer alsnog sprake is van een betaling van de teruggevraagde btw, u deze btw weer afdraagt aan de fiscus.

Niet betaalde schulden

Als tegenhanger van de één-jaarstermijn bij teruggaaf, is overigens voor de niet-betalende afnemer opgenomen dat hij de afgetrokken doch niet betaalde btw in ieder geval verschuldigd wordt één jaar na het tijdstip van opeisbaarheid van de vergoeding. Betaalt hij daarna alsnog, dan krijgt hij opnieuw recht op aftrek. Ook dit kan plaatsvinden via de reguliere btw-aangifte. Voor niet betaalde schulden die opeisbaar zijn geworden in 2016 geldt geen overgangsregeling. Deze btw moet in 2017 worden voldaan, in het tijdvak waarin de één-jaarstermijn verloopt.

Tot slot

Houd er rekening mee dat op grond van het overgangsrecht de teruggaaf voor oninbare vorderingen die opeisbaar zijn geworden in 2016 verwerkt moet worden in de eerste btw-aangifte van 2018.

De Belgische belastingdienst maakt bekend hoe ze omgaat met afkoop/omzetting pensioenen in eigen beheer

Op de valreep van 2017 kwam er toch enige duidelijkheid over de uitwerking tussen Nederland en België. Eindelijk is bekend hoe de Belgische belastingdienst omgaat met afkoop van pensioen in eigen beheer en de omzetting in een Oudedagsverplichting (ODV) van in België woonachtige directeur-grootaandeelhouders (hierna: DGA).

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ingegane en niet ingegane pensioenen in combinatie met het wel of niet nog actief zijn en dus inkomsten als DGA (uit de BV) krijgen.

Als het gaat om niet-ingegane pensioenen, dan gaat België alsnog heffen over het (kortings)deel waarover Nederland dus niet heft.

Als het gaat om ingegane pensioenen, dan worden deze volledig belast in België, behoudens als de afkoopsom meer dan € 25.000,- bedraagt. Dan heft België echt ook over het vrijgestelde deel in Nederland.

Voor nog actieve DGA’s is heffing gewoon tegen het progressieve tarief. Als dat niet zo is dan zal het normaliter belast zijn tegen 16,5%.

Een in België woonachtige DGA heeft dus ‘niets’ aan de korting die Nederland geeft, immers over die korting moet alsnog in België belasting betaald worden. Hetzij gewoon progressief, hetzij slechts 16,5%.

Het was dan ook beter geweest dat er geen korting op het object (deel van het pensioen) maar een tariefskorting was gegeven.

Over de omzetting in een ODV gaan we nog horen. Uit ‘de wandelgangen’ is vernomen dat deze omzetting wel eens een belaste omzetting kan betekenen. DGA’s die in België wonen doen er goed aan eerst het addendum over de ODV af te wachten.

 

Geplaatst op 22 januari 2018