Nieuws juli 2018
BTW vooraftrek op business seats - Bij overdracht onderneming overnemer niet gebonden aan btw-afspraken overdrager en Belastingdienst - Lid Raad van Commissarissen met één commissariaat toch geen btw-ondernemer?
BTW vooraftrek op business seats
De Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen in een procedure waarin in geschil is of een ondernemer de voorbelasting op de huur van business seats in een voetbalstadion terecht in aftrek heeft gebracht. De uitkomst van deze procedure kan in uw voordeel werken, wanneer u als ondernemer de zakelijke motieven kunt onderbouwen.
Achtergrond
Ondernemers nemen met enige regelmaat zakelijke relaties en personeel mee naar evenementen met als doel te netwerken. De ondernemer in deze procedure huurt bijvoorbeeld zitplaatsen in een businessroom van een voetbalstadion. Gebruikers daarvan kunnen een wedstrijd bijwonen van de voetbalclub, krijgen gratis consumpties en kunnen gebruik maken van de business club. De inspecteur was van mening dat de voorbelasting op de huur van de zitplaatsen niet in aftrek kon worden gebracht, omdat de zitplaatsen zijn gebruikt als relatiegeschenk of andere gift respectievelijk als personeelsvoorziening zoals bedoeld in het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA).
Hoge Raad
De overwegingen van de Hoge Raad ten aanzien van de aanwezigheid van personeelsleden in combinatie met zakelijke relaties zijn met name interessant. In gevallen waarin een ondernemer zijn personeelsleden in de gelegenheid stelt een sportief of ander recreatief evenement bij te wonen waarbij ook zakenrelaties aanwezig zijn, wordt verondersteld dat dit voor de privédoeleinden van het personeel is. Indien een ondernemer echter aannemelijk maakt dat deelname van het personeel aan de evenementen wordt vereist door het bedrijfsbelang bestaat wel recht op aftrek van voorbelasting. Het persoonlijke belang van de werknemers dient dan bijkomstig te zijn. Het doel van de ondernemer en niet de persoonlijke beleving van het personeel is bepalend. De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor verder onderzoek of de terbeschikkingstelling van de zitplaatsen aan het personeel in dit concrete geval op grond van het BUA van aftrek is uitgesloten.
Gevolgen voor de praktijk
Hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen geldt naar onze mening niet alleen voor de deelname van personeel aan evenementen, maar ook voor andere voorzieningen genoemd in het BUA. Wanneer een ondernemer aannemelijk kan maken dat de verstrekking vereist is door het bedrijfsbelang en het persoonlijk belang van de werknemer bijkomstig is, bestaat in beginsel recht op aftrek van voorbelasting. Wij raden u aan samen met uw adviseur te bezien in welke mate naar aanleiding van het oordeel van de Hoge Raad (toch) recht op aftrek van voorbelasting kan bestaan voor voorzieningen aan het personeel waarop u thans geen btw in aftrek brengt.
Bij overdracht onderneming overnemer niet gebonden aan btw-afspraken overdrager en Belastingdienst
In een onlangs verschenen arrest van de Hoge Raad (‘de HR’) oordeelt de HR dat bij de overdracht van een onderneming de overnemer niet is gebonden aan de btw-afspraken die de overdrager heeft gemaakt met de Belastingdienst omtrent de toepassing van de ‘unit-theorie’.
De zaak
Belanghebbende heeft in 2013 een complex van onroerende zaken tezamen met de lopende huurovereenkomsten verkregen (hierna: ‘de onroerende zaken’). Eén onroerende zaak functioneert als kantoortoren. De onroerende zaken betreffen een voortdurend erfpachtrecht en een voortdurend opstalrecht. De overdracht kwalificeerde als een overdracht van een onderneming als bedoeld in art. 37d wet OB.
Op verzoek van verkoper is een aantal jaren voorafgaand aan de onderhavige transactie door de Belastingdienst bevestigd dat iedere etage van de kantoortoren als een aparte onroerende zaak moest worden beschouwd met een eigen datum van eerste ingebruikneming en herzieningstermijn (dit in lijn met de tekst van het zogenoemde Vastgoedbesluit). Belanghebbende verdeelt echter de kantoortoren in evenzoveel onroerende zaken als er aparte delen zijn verhuurd (units), met meerdere onroerende zaken per verdieping tot gevolg. Het beoogde gevolg daarvan is een ruimere toepassing van de samenloopvrijstelling voor de overdrachtsbelasting.
In geschil is of belanghebbende gebonden is aan de hiervoor vermelde btw-afspraken die in dit kader door verkoper met de Belastingdienst zijn gemaakt.
Oordeel HR
In geval van een overdracht van een onderneming treedt de overnemer btw-technisch in de plaats van overdrager. Op grond van de tekst en de parlementaire geschiedenis van artikel 37d van de Wet op de omzetbelasting kan volgens de HR niet worden geconcludeerd dat de overnemer is gebonden aan tussen de overdrager en de inspecteur gemaakte btw-afspraken.
Gevolgen voor de praktijk
Al heeft de HR het niet zo ruim geformuleerd, er is wel eindelijk duidelijkheid over de behandeling van btw-afspraken met de Belastingdienst en ingenomen posities, namelijk dat er keuze is voor de belastingplichtige om al dan niet een positie over te nemen van de overdrager. Er vanuit gaande dat de Belastingdienst wel is gebonden aan een dusdanige uitspraak. Volledig zeker is dit echter niet.
Lid Raad van Commissarissen met één commissariaat toch geen btw-ondernemer?
Het btw-ondernemerschap van een lid van de Raad van Commissarissen (hierna: rvc) met één commissariaat stond onlangs ter discussie in een procedure. Het Hof twijfelt of de commissaris als ondernemer voor de btw kan worden aangemerkt en stelt vragen aan het Europese Hof van Justitie.
Btw-ondernemerschap commissaris
Sinds de intrekking van de btw-goedkeuring wordt, vanaf 1 januari 2013, een commissariaat bij één rvc in beginsel als een economische activiteit beschouwd en kwalificeert de betreffende commissaris als btw-ondernemer als hij/zij een vergoeding ontvangt.
Voor verlichting van de administratieve gevolgen is voor bepaalde situaties een faciliteit (kleine ondernemersregeling c.q. ontheffing administratieve verplichtingen) beschikbaar gemaakt. In beginsel moet de commissaris, althans volgens de belastingdienst, ‘gewoon’ btw voldoen.
Twijfel btw-ondernemerschap
Onlangs stond het btw-ondernemerschap van een lid van de rvc met één commissariaat ter discussie in een procedure. De betreffende commissaris stelt dat hij ten onrechte als btw-ondernemer is aangemerkt. Hof Den Bosch ziet zowel argumenten vóór als tegen de opvatting dat de commissaris zelfstandig een economische activiteit verricht en als btw-ondernemer is aan te merken.
'Vóór btw-ondernemerschap pleit dat een lid van de rvc binnen deze raad onafhankelijk en kritisch moet opereren ten opzichte van de andere leden van de rvc. 'Tegen' de opvatting van btw-ondernemerschap pleit dat er wel een bepaalde verhouding van ondergeschiktheid is wat betreft arbeidsvoorwaarden en honorering waardoor de commissaris als het ware in loondienst is.
In deze specifieke situatie ging het om een gemeenteambtenaar die daarnaast lid was van de raad van commissarissen van een stichting die huisvesting aanbiedt.
Vraag aan het Europese Hof van Justitie
Volgens Hof Den Bosch bestaat er zoveel twijfel over het antwoord op de vraag naar het btw-ondernemerschap, dat het stellen van een prejudiciële vraag aan het HvJ EU noodzakelijk is.
Het Hof vraagt daarom of een lid van de rvc van een stichting, die voor zijn arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden wel in een ondergeschikte positie verkeert ten opzichte van de rvc, maar die overigens niet in een ondergeschikte positie verkeert ten opzichte van de rvc of de stichting, deze activiteiten verricht als btw-ondernemer.
Gevolgen voor de praktijk
Indien u een vergoeding ontvangt voor uw commissariaat, btw berekent én u geen gebruik maakt van de kleine ondernemersregeling, kan het verstandig zijn bezwaar te maken tegen de eigen btw-aangifte.
Geplaatst op 31 juli 2018