Nieuws januari 2019

jan 23, 2019
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Hoge Raad vindt dubbele Zvw-bijdrage bij FOR-lijfrente te gortig - Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 - Kosten terugvorderen alimentatie zijn niet aftrekbaar

Hoge Raad vindt dubbele Zvw-bijdrage bij FOR-lijfrente te gortig

De Hoge Raad verlaagt in dit arrest het bijdrage-inkomen van een ondernemer met het bedrag van diens lijfrentestorting vanuit de fiscale oudedagsreserve.

Wat was het geval? Een ondernemer staakt in 2014 zijn onderneming. De ondernemer zet van de fiscale oudedagsreserve (FOR) een bedrag van € 18.500 om in een lijfrente. De inspecteur brengt de ondernemer een inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) in rekening over een bijdrage-inkomen van € 18.500. Op dit bijdrage-inkomen is de betaalde lijfrentepremie niet in mindering gekomen. Dat deze premie niet in aftrek komt op het bijdrage-inkomen, is in overeenstemming met de wet. De ondernemer berust hier echter niet in en stapt naar de rechter.

Het Hof Den Haag oordeelt dat de ondernemer die pensioen opbouwt met een lijfrente, ongelijk wordt behandeld ten opzichte van werknemers die een pensioen opbouwen via hun werkgever. De eigen bijdrage in de pensioenregeling verlaagt namelijk wel het bijdrage-inkomen van deze werknemers. Lijfrentepremies doen dat niet. Volgens het hof is deze ongelijke behandeling niet gerechtvaardigd, maar het hof ziet geen mogelijkheden tot rechtsherstel. De Hoge Raad ziet die mogelijkheid daarentegen wel en verleent de ondernemer alsnog de door hem gewenste aftrek op het bijdrage-inkomen van de door hem betaalde lijfrentepremie vanuit de FOR. Voor de goede orde: de latere lijfrentetermijnen behoren wél tot het bijdrage-inkomen voor de Zvw.

 

Belang voor de praktijk

Het is velen al jaren een doorn in het oog dat de Belastingdienst bij lijfrenten twee keer een bijdrage Zvw berekent. Dat is weliswaar in overeenstemming met de wet, maar twee keer de Zvw-bijdrage betalen – de eerste keer doordat de storting niet in aftrek komt en de tweede keer bij uitbetaling van de lijfrentetermijnen – voelt toch niet goed.

De vraag is wat de reikwijdte van deze uitspraak is? Geldt de aftrek van lijfrentestortingen op het bijdrage-inkomen nu in zijn algemeenheid, dus ook bij het benutten van jaarruimte of reserveringsruimte (ruime lezing), of is deze beperkt tot stakende ondernemers die hun FOR omzetten (enge lezing)? Kortom, wanneer is er nu sprake van een discriminerende 'dubbelop-situatie' die rechtgezet wordt? Dat punt is vooralsnog onduidelijk. Hopelijk komt deze duidelijkheid alsnog snel.

Voorts is het de vraag hoe de Belastingdienst aan deze uitspraak praktisch uitwerking gaat geven. Moet een belastingplichtige in een voorkomend geval via een bezwaarschrift een en ander regelen of wordt dit in een automatisch proces ingeregeld? Ook dat is op dit moment nog onduidelijk. Feit is dat de systemen van de Belastingdienst hier momenteel nog niet op zijn ingericht. Let dus goed op wanneer deze situatie bij u van toepassing is.

 

Ten slotte is het de vraag of de wetgever de handschoen oppakt om de Zvw-wetgeving in overeenstemming te brengen met deze uitspraak. Wat ons betreft mag de hele financiering van de Zvw wel eens kritisch tegen het licht worden gehouden. Er zijn nog wel meer onrechtvaardigheden glad te strijken. Twee voorbeelden:

1. Een tweede 'dubbelop-situatie' kan ontstaan na echtscheiding. Gesteld dat iemand aan zijn ex-partner alimentatie betaalt of een deel van zijn pensioen doorbetaalt, dan wordt bij hem de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw berekend over zijn inkomen zónder rekening te houden met de alimentatie- c.q. pensioendoorbetalingsverplichting. Desalniettemin is de ex-partner over het ontvangene zelf ook opnieuw de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd. Ook dit komt weinig rechtvaardig over. Dat de wetgever deze 'dubbelop-situaties' bewust heeft geaccepteerd, maakt dit niet anders.

2. Periodieke uitkeringen behoren tot het bijdrage-inkomen. De afkoopsom van een aanspraak op periodieke uitkeringen daarentegen niet (tenzij van dezelfde uitvoerder in het belastingjaar andere

periodieke uitkeringen worden ontvangen). De rekeninghouder van een stamrechtrekening, die een inkomensoverbrugging wenst tot zijn AOW, kan dan beter kiezen voor het periodiek gedeeltelijk opnemen (afkoop) van zijn tegoed in plaats van een uitkeringsreeks aankopen. In het laatste geval is hij de Zvw-bijdrage verschuldigd over de ontvangen termijnen, in het eerste geval in principe niet.

 

Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) vormt het wettelijke uitgangspunt bij de verdeling van pensioen bij scheiding. Naar aanleiding van een motie van het Tweede Kamerlid Van Weyenberg is de Wvps geëvalueerd. Uit de evaluatie is gebleken dat de Wvps beperkt gebruikt wordt, te vaak nog onbekend is bij burgers en scheidingsprofessionals (opmerkelijk!) en dat de uitvoering voor verbetering vatbaar is.

Conclusie naar aanleiding van de evaluatie is dat de Wvps nog steeds een meerwaarde heeft, maar dat een vernieuwing wenselijk is. Het Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 voorziet in hiertoe in een aantal wijzigingen. Die we hieronder hebben opgenomen:

-       Conversie is standaardmethode

Het wetsvoorstel regelt dat conversie de standaard manier van verdelen wordt. Het blijft mogelijk om af te wijken van de wettelijke regeling.

-       Automatische uitvoering door pensioenuitvoerder

Het wetsvoorstel regelt dat een pensioenuitvoerder automatisch overgaat tot verdeling van het ouderdomspensioen door conversie, tenzij de ex-partners aangeven dat zij de verdeling niet willen of dat zij een afwijkende afspraak over de verdeling hebben gemaakt.

-       Bijzonder partnerpensioen alleen over huwelijkse periode

Volgens de Pensioenwet wordt het bijzonder partnerpensioen berekend over de huwelijkse én voorhuwelijkse periode. In lijn met de wijziging van het huwelijksvermogensrecht met ingang van

1 januari 2018 (beperkte gemeenschap) voorziet het wetsvoorstel in een berekening van het bijzonder partnerpensioen over alleen de huwelijkse periode.

 

Belang voor de praktijk

Met dit wetsvoorstel beoogt de regering een verbetering van de pensioenverdeling en een verbetering van het inzicht in het pensioen en de mogelijkheden na scheiding. Een andere doelstelling is het realiseren van kostenbesparingen bij pensioenuitvoerders.

 

De nieuwe wet is van toepassing op scheidingen vanaf de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2021.

 

Kosten terugvorderen alimentatie zijn niet aftrekbaar

Een man vordert de door hem betaalde alimentatie terug en brengt de proceskosten in aftrek. Volgens het hof zijn deze kosten niet aftrekbaar.  

Wat was het geval? Een man betaalt sinds 2010 alimentatie aan zijn ex-echtgenote. In 2014 start de man een procedure om de door hem betaalde alimentatie terug te vorderen. De man haalt zijn gelijk en de vrouw moet de ontvangen alimentatie terugbetalen. Tevens is de vrouw veroordeeld tot betaling van de kosten van het onderzoeksbureau (€ 17.005) en de gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 45.000. Man en vrouw komen vervolgens overeen dat de vrouw niets meer aan de man is verschuldigd. De alimentatie en de (proces)kosten zijn niet terugbetaald. De man voert de kosten op bij de aangifte inkomstenbelasting en de inspecteur weigert de aftrek.

Volgens het hof is de door de man betaalde alimentatie aftrekbaar als ‘persoonsgebonden aftrek’. Terugontvangen alimentatie is een belaste negatieve persoonsgebonden aftrek. In de Wet IB 2001 is geen bepaling opgenomen waaruit volgt dat kosten die in verband met een dergelijke negatieve persoonsgebonden aftrek zijn gemaakt, aftrekbaar zijn. Het betoog van de man faalt sowieso omdat er geen terugbetaling van de alimentatie door de vrouw heeft plaatsgevonden zodat ook geen sprake is van een (belaste) negatieve persoonsgebonden aftrek. Het gelijk is aan de inspecteur.

Het Hof merkt nog op dat er geen fiscaal relevant verschil bestaat tussen de onderhavige situatie en de situatie waarin wordt geprocedeerd om vermindering van de te betalen alimentatie te bewerkstelligen. In laatstgenoemd geval zijn de kosten eveneens niet aftrekbaar. Het hof verwijst daarvoor naar het arrest Hoge Raad 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:317.

 

Belang voor de praktijk

In de Wet IB 2001 is een limitatieve opsomming van de uitgaven voor onderhoudsverplichtingen opgenomen. Het gaat dan om alimentatie-uitkeringen, afkoopsommen van alimentatie, verhaalde kosten van bijstand, bedragen ter verrekening van pensioenrechten en lijfrentevoorzieningen en andere specifieke uitkeringen in verband met levensonderhoud. Proceskosten die de alimentatieplichtige maakt tot verweer, vermindering of beëindiging van de alimentatie, zijn niet aftrekbaar als onderhoudsverplichting. Kosten die de alimentatiegerechtigde betaalt om de alimentatie te krijgen, te ontvangen of te behouden zijn wel aftrekbaar.

 

Geplaatst op 23 januari 2019