Nieuws augustus 2015
De nieuwe Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder
Onlangs is de definitieve tekst van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016 (hierna: de Regeling) gepubliceerd, die per 1 januari 2016 in werking treedt, nadat reeds eerder een conceptversie was gepubliceerd waarop via internet commentaar kon worden geleverd. De Regeling bepaalt welke statutaire bestuurders van vennootschappen voor de werknemersverzekeringen als directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) worden aangemerkt. Een dga is niet premieplichtig voor de werknemersverzekeringen, maar heeft ook geen recht op een eventuele uitkering.
De nieuwe Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder
Onlangs is de definitieve tekst van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016 (hierna: de Regeling) gepubliceerd, die per 1 januari 2016 in werking treedt, nadat reeds eerder een conceptversie was gepubliceerd waarop via internet commentaar kon worden geleverd. De Regeling bepaalt welke statutaire bestuurders van vennootschappen voor de werknemersverzekeringen als directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) worden aangemerkt. Een dga is niet premieplichtig voor de werknemersverzekeringen, maar heeft ook geen recht op een eventuele uitkering.
Beslissend criterium blijft of sprake is van een gezagsverhouding. In de nieuwe Regeling is duidelijker dan voorheen als leidend beginsel vastgelegd dat geen sprake is van een reële gezagsverhouding als de bestuurder zelf kan besluiten over zijn ontslag, en derhalve niet tegen zijn wil ontslagen kan worden. Indien de bestuurder niet in een ondergeschikte positie verkeert, is derhalve geen sprake van werknemerschap en verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen.
Nieuwe tekst
In de nieuwe Regeling worden de volgende criteria gehanteerd om te bepalen wie als dga wordt aangemerkt:
- de bestuurder die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, een zodanig aantal aandelen houdt, dat hij volgens de statuten van de vennootschap over zijn ontslag kan besluiten;
- de bestuurder die, tezamen met zijn bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, aandelen houdt die ten minste twee derde van de stemmen vertegenwoordigen, zodat hij over zijn ontslag kan besluiten;
- de bestuurders die samen alle aandelen bezitten en als aandeelhouders een gelijk of nagenoeg gelijk deel van het kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen (nevengeschiktheid).
Tevens is toegevoegd dat ook de Regeling ook van toepassing is op de indirect bestuurder, dat wil zeggen de bestuurder die zeggenschap in de vennootschap heeft door tussenkomst van één of meer rechtspersonen waarvan hij aandeelhouder is.
Verschillen ten opzichte van de huidige tekst
Sinds de inwerkingtreding van de Wet Flex BV per 1 oktober 2012, kan de benoeming en het ontslag van bestuurders ook worden opgedragen aan een ander orgaan dan de algemene vergadering van aandeelhouders. Daarom verwijst de Regeling niet langer naar het stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders, maar naar de statutaire bepalingen omtrent ontslag van bestuurders.
De nieuwe Regeling bepaalt eenduidig dat voor het antwoord op de vraag of ten minste twee derde van het stemrecht op de aandelen binnen de familiekring wordt gehouden (bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad), het aandelenbezit van de bestuurder zelf ook in aanmerking moet wordt genomen. Volgens de Hoge Raad was dit onder de oude Regeling niet het geval.
Ten slotte is nieuw de voorwaarde dat het bij nevengeschiktheid moet gaan om bestuurders die gezamenlijk alle aandelen in de vennootschap bezitten.
Bron: Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016, Staatscourant 2015, nr. 19073
Invoering register van uiteindelijk gerechtigden
Binnen de EU zijn er reeds drie richtlijnen verschenen die ten doel hebben om witwassen en de financiering van terrorisme tegen te gaan. De regels zijn erop gericht te voorkomen dat het Europese financiële stelsel voor deze doeleinden wordt misbruikt. Onlangs heeft het Europees parlement een vierde antiwitwasrichtlijn goedgekeurd. Een belangrijk onderdeel van deze richtlijn is de invoering van een register van uiteindelijk gerechtigden tot rechtspersonen, personenvennootschappen en trusts.
Register van uiteindelijk gerechtigden De nieuwe richtlijn bepaalt dat rechtspersonen en andere juridische entiteiten die zijn opgericht in een EU-lidstaat informatie moeten bijhouden over de uiteindelijk gerechtigden (‘ultimate beneficial owners') tot de entiteit. Het register moet ten minste de volgende informatie over de uiteindelijk gerechtigden bevatten:
- naam;
- geboortejaar en -maand;
- nationaliteit;
- woonland;
- aard en omvang van het belang.
Toegang tot het register
De informatie over de uiteindelijk gerechtigden wordt verzameld in een centraal register. Dat register is toegankelijk voor de nationale autoriteiten en (financiële) instellingen die een rol spelen bij het tegengaan van witwassen en de financiering van terrorisme. Daarnaast bestaat er toegang voor personen of organisaties die kunnen aantonen dat zij een legitiem belang bij de informatie hebben. Hierbij kan worden gedacht aan onderzoeksjournalisten. Voor de betrokkenen bij trusts geldt een specifieke registratieplicht.
Vervolg
Nu de richtlijn is aangenomen, rust op de lidstaten de verplichting om deze binnen twee jaar in hun nationale wetgeving te implementeren. Het is nog niet bekend op welke manier Nederland de bepalingen uit de richtlijn zal omzetten in nationale wetgeving. Voor bedrijven kan de invoering van het register grote gevolgen hebben. Zo moeten vennootschappen voortaan niet alleen een aandeelhoudersregister bijhouden, maar ook informatie verzamelen over de uiteindelijk gerechtigden.
Bron: Persbericht Europees Parlement van 20 mei 2015, REF.: 20150513IPR55319
Geruisloze inbreng, bedrijfsfusie en geruisloze terugkeer
Een geruisloze inbreng van een IB-onderneming in een bv, een bedrijfsfusie of een geruisloze terugkeer vanuit de bv kan onder voorwaarden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 plaatsvinden. Wellicht wilt u of willen uw cliënten gebruik maken van deze mogelijkheden. Daarbij is het belangrijk dat de voorovereenkomst/(intentie)verklaring vóór 1 oktober 2015 is ondertekend en dat dan tevens is voldaan aan de registratie-eis.
Let op: verzoek teruggaaf EU btw vóór 1 oktober 2015
Ondernemers die met btw belaste prestaties verrichten, kunnen de aan hen gefactureerde btw voor zakelijke uitgaven in hun periodieke aangifte verrekenen als voorbelasting. Voor de teruggaaf van btw op facturen uit een andere EU-lidstaat moet echter een apart verzoek worden ingediend. Wellicht is dit van belang voor u of uw cliënten. Het verzoek om teruggaaf van btw over 2014 uit een andere EU-lidstaat dient vóór 1 oktober 2015 te worden gedaan via een portal van de Belastingdienst. De Belastingdienst zal het verzoek doorsturen naar de betreffende EU-lidstaat. Als het teruggaafverzoek niet tijdig wordt gedaan, dan neemt de andere EU-lidstaat het mogelijk niet in behandeling. Teruggaaf van de btw via deze procedure is overigens niet mogelijk als er in de andere EU-lidstaat aangifte omzetbelasting moest worden gedaan.