Nieuws maart 2020

mrt 18, 2020
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Extra fiscale en economische maatregelen vanwege het coronavirus - Bijtelling privé gebruik auto: Falend rittenregistratiesysteem komt voor rekening van werknemer - De Hoge Raad versoepelt de eisen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders.

Extra fiscale en economische maatregelen vanwege het coronavirus

Het kabinet kondigt in een nieuwe brief aan de Tweede Kamer een extra pakket maatregelen aan bovenop de fiscale en economische maatregelen die donderdag 12 maart zijn genomen. De meest opvallende maatregelen zijn de verlaging van de invorderings- en belastingrente naar praktisch 0 procent en de (onmiddellijke) vervanging van de regeling werktijdverkorting door een tegemoetkoming in de loonkosten.

 

De fiscale maatregelen zijn:

  • Invorderings- en belastingrente tijdelijk naar 0,01%
    Als een aanslag niet op tijd wordt betaald, moet normaal gesproken 4% invorderingsrente worden betaald vanaf het moment dat de betaaltermijn is verstreken. Om te faciliteren dat ondernemers gemakkelijk uitstel van betaling aanvragen verlaagt het kabinet de invorderingsrente vanaf 23 maart 2020 tijdelijk van 4% naar 0,01% voor alle belastingschulden. Omdat het
    uitvoeringstechnisch niet mogelijk is het percentage naar 0% te verlagen, wordt het percentage vastgesteld op 0,01%.

    Ook het percentage van de belastingrente gaat tijdelijk omlaag naar 0,01% voor alle belastingen waarvoor belastingrente geldt (op dit moment 8% voor de VPB en 4% voor overige belastingen). Om uitvoeringstechnische redenen gaat de verlaging in vanaf 1 juni 2020. De enige uitzondering hierop vormt de verlaging van het percentage van de belastingrente in de inkomstenbelasting. Die zal ingaan vanaf 1 juli 2020.

  • Uitstel van betaling
    Zie voor een instructie over de procedure bij een verzoek tot uitstel van betaling het bericht instructies voor uitstel van betaling wegens coronavirus. Ter aanvulling hierop: Ondernemers hoeven niet meteen de vereiste 'verklaring van een derde-deskundige' mee te sturen. De Belastingdienst eist deze verklaring pas binnen 2 weken nadat het uitstel is aangevraagd. Dit hoeft dus níet tegelijkertijd.

  • Verlagen van de voorlopige aanslag
    Ondernemers die door de uitbraak van corona een lagere winst verwachten, kunnen hun voorlopige aanslag wijzigen. Het is mogelijk dat het bedrag van de nieuwe voorlopige aanslag lager is dan de belasting die de ondernemer in de eerste maanden van dit jaar al heeft betaald. In dat geval krijgt de ondernemer het verschil uitbetaald.

  • Uitstel energiebelasting/ODE
    Het kabinet wil de heffing van de energiebelasting en/of de heffing van Opslag Duurzame Energie (ODE) voor bedrijven in de tweede, derde en vierde belastingschijf tijdelijk uitstellen. Het kabinet onderzoekt hoe dit het beste kan worden
    vormgegeven.

  • Stopzetting toeristenbelasting
    Het kabinet gaat in overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over de mogelijkheid om (voorlopige) lokale aanslagen aan ondernemers stop te zetten en al opgelegde aanslagen aan bedrijven in te trekken. Het gaat hierbij in het bijzonder om de toeristenbelasting.

Andere maatregelen:

  • Tegemoetkoming loonkosten
    Een ondernemer die omzetverlies verwacht (minimaal 20%) kan bij het UWV voor een periode van drie maanden een tegemoetkoming in de loonkosten aanvragen (maximaal 90% van de loonsom, afhankelijk van het omzetverlies). UWV zal een voorschot verstrekken van 80% van de gevraagde tegemoetkoming.

    Deze Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW) wordt zo spoedig mogelijk opengesteld en is de vervanger van de huidige regeling werktijdverkorting. Hiervoor kunnen bij SZW per direct geen nieuwe aanvragen meer voor worden ingediend. Aanvragen die al zijn gedaan, maar nog niet afgehandeld, zullen worden afgehandeld in de nieuwe regeling. Ondernemers kunnen de tegemoetkoming aanvragen voor een omzetdaling vanaf 1 maart.

  • Tijdelijke extra bijstand voor zzp'ers
    Het kabinet stelt een tijdelijke regeling in die wordt uitgevoerd door gemeenten. Zelfstandigen kunnen voor een periode van drie maanden, via een versnelde procedure, aanvullende inkomensondersteuning krijgen voor levensonderhoud. Deze vult het inkomen aan tot het sociaal minimum en hoeft niet worden terugbetaald.

    In deze tijdelijke bijstandsregeling ontbreekt een vermogens- of partnertoets. Ondersteuning volgens deze tijdelijke regeling is ook mogelijk in de vorm van een lening voor bedrijfskapitaal, tegen een verlaagd rentepercentage.
  • Borgstelling voor land- en tuinbouwbedrijven
    Voor de land- en tuinbouwbedrijven komt er een spoedig open te stellen tijdelijke borgstelling voor werkkapitaal onder de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL). Daarmee wordt borg gestaan voor de kredieten van agrarisch ondernemers.

In de brief worden verder nog compenserende of verruimende maatregelen genoemd voor de horeca en reisbranche, de rente op microkredieten en de regeling Garantie Ondernemersfinanciering.

 

Bijtelling privé gebruik auto: Falend rittenregistratiesysteem komt voor rekening van werknemer

Hoofdregel is dat wanneer een auto ook voor privé gebruik ter beschikking staat aan een werknemer (of ondernemer) hij over 22% van de cataloguswaarde loonbelasting moet betalen. Die bijtelling blijft alleen achterwege wanneer blijkt dat minder dan 500 km op jaarbasis privé is gereden. De bewijslast dat een auto ter beschikking staat ligt bij de belastinginspecteur. Die zal als eerste moeten bewijzen dat dat het geval is. Er zijn arresten waarin dit met succes is gesteld, maar in dit bewijs leveren slaagt de belastingdienst doorgaans wel. Daarna is de werknemer aan zet. Als die kan aantonen dat er minder dan 500 km op jaarbasis privé zijn gereden, dan blijft de bijtelling achterwege.

In een casus van 24 januari jl. voor Gerechtshof 's Hertogenbosch slaagde de werknemer daar niet in. Hij maakte gebruik van een geautomatiseerd rittenregistratiesysteem dat niet goed functioneerde. De betreffende werknemer retourneerde dat systeem ook aan de leverancier en kreeg een nieuw systeem. De leverancier erkende ook dat het systeem niet goed functioneerde, dus dat het aan het systeem lag dat de rittenadministratie niet sluitend was stond onomstotelijk vast. De betreffende werknemer voerde bovendien nog aan dat de betreffende auto te vies was om privé in te rijden, maar zowel de Rechtbank alsook het Gerechtshof waren van mening dat het falen van het rittenregistratiesysteem voor rekening van de werknemer kwam. In beginsel accepteert de belastinginspecteur een rittenregistratie als voldoende bewijs, maar dit brengt nog niet met zich mee dat dit ook geldt wanneer een systeem gebreken vertoont. Dit was dus een bij voorbaat kansloze procedure voor de werknemer. Misschien dat hij nog verhaal kan halen bij de leverancier van het rittenregistratiesysteem maar ik vrees dat die aansprakelijkheid uit hoofde van het falen van het systeem contractueel heeft uitgesloten.

Wat is de moraal van dit verhaal? Wilt u echt een sluitende rittenregistratie die ingeval van een controle door de belastingdienst ook stand houdt, vertrouw dan niet alleen op een geautomatiseerd systeem. Als u dat hebt, controleer dat dagelijks zodat eventuele gebreken meteen kunnen worden geconstateerd en aangepast. Maar eigenlijk kan niets op tegen een handmatig ingevulde rittenregistratie. Dat kan een behoorlijke administratieve last zijn. Maak vooraf de afweging of u die last wilt dragen. En als niet, ga dan niet op zoek naar hulpmiddelen die niet waterdicht zijn en accepteer de bijtelling. Dat voorkomt een hoop ergernis en mogelijk een boete bij een naheffing. Leuker kan het helaas niet worden gemaakt.

 

De Hoge Raad versoepelt de eisen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders.

Wat was de situatie? Belanghebbende, X, heeft een dochter die de ene week vier dagen en de andere week twee dagen bij hem verblijft, telkens met een wisseldag. In geschil is of X recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De inspecteur meent van niet omdat de dochter niet doorgaans drie dagen per week bij X verblijft.

De Hoge Raad versoepelt de eisen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders. Naar de letter van de wet is het zo dat een kind doorgaans tenminste 3 tot 3,5 dag per week in elk van beide huishoudens moet verblijven (het kwantitatieve criterium). Als een kind de ene week 5 dagen en de andere week 2 dagen bij een ouder verblijft, wordt niet voldaan aan het kwantitatieve criterium. De Hoge Raad oordeelt dat vanaf nu de korting ook geldt voor beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijk verdelen in een ander duurzaam ritme dan doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week. De door X toegepaste omgangsregeling voldoet aan de eis dat beide ouders de zorg voor de kinderen gelijk verdelen. X heeft dus recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

 

 

Geplaatst op 18 maart 2020